start | biografie | korte verhalen | boeken | recensies | foto's | links | activiteiten | contact

| teksten 1 | teksten 2 | teksten 3 | teksten 4 | teksten 5

Tasje (in: NRC / Handelsblad)

In een filiaal van Zeeman scharrelt een mottig oud dametje tussen de kledingrekken. Als ze de knaapjes uiteen duwt om een jurk te bekijken, waaieren haar witte kinharen uit. Langdurig graait ze in de bak vol glimmende handtasjes, neemt er een onder de arm, maar legt het, vlakbij de uitgang tussen de strandemmertjes terug. Met lege handen passeert ze de caissière die haar van onder een hoofddoek vriendelijk toeknikt. Zodra ze buiten is, gaat ze de winkel weer binnen, vist de tas tussen de strandemmertjes vandaan en zegt tegen de caissière:
- Bijna mijn tasje laten liggen.
- Nee, antwoordt het meisje rustig. Dat tasje hoort dáár. Ze wijst naar de tassenbak.  
Zal ik het even voor u terugleggen?

Wielrenner (in: NRC / Handelsblad)

Hij loopt altijd in sportkleding en traint onafgebroken: looppas tussen de schappen van Albert Heyn, kniebuigingen voor het rode stoplicht. En wanneer het metrostation verlaten is, rent hij, met de racefiets op zijn schouder de roltrappen op die naar beneden gaan. Bij mooi weer flitst hij, tanig en gebruind, op zijn Peugeot voorbij. Omdat zijn invalide vader bij hem inwoont, gaat hij niet op vakantie en fietst nooit verder dan de Gaasperplas.
‘s Avonds zien de achterburen zijn gehelmde hoofd, gebogen rug en - om en om - de knieën boven de rand van zijn balkonnetje waar hij zich op een trainingsfiets in het zweet werkt. Van een bandje klinkt de opgewonden stem van een verslaggever: ‘Alpe d’Huez, Mont Ventoux...’

Buurtkapper (in: NRC / Handelsblad)

Binnen is de zaak kleiner dan hij door de winkelruiten lijkt. Twee muren worden in beslag genomen door een handvol oude bioscoopstoelen met vaalrood pluche, waarop een paar klanten zitten te wachten. De twee antieke kappersstoelen voor de spiegel staan zo dicht bijeen, dat Connie en haar man, Kees, als ze tegelijkertijd in de ruimte tussen de zetels moeten werken, rug aan rug staan te knippen.
Conny, die een welige kroeskop onder handen heeft, begroet mij met een joviaal: “Hallo meis, wordt het weer tijd?” “En voor jou?” vraag ik, terwijl ik achteroverleun en met mijn handen de bolling van haar zwangere buik aangeef. Ze pakt de tondeuse, duwt het hoofd van haar klant iets naar voren, beweegt het zoemende apparaatje langs de nek naar boven en lacht naar mij via de spiegel. Tussen haar truitje en stretchbroek steekt de navel uitdagend naar buiten. “Nog vier weken. Wil je wat drinken?”
Achter de bar van ruw eikenhout die een kwart van de ruimte in beslag neemt en nog stamt uit de tijd dat de zaak een cafétje was, verrijst de gestalte van Ma die over de koffie gaat.
Ik ga zitten achter het rotan salontafeltje met het gebubbelde glazen blad dat beladen is met roomboterkoekjes, zuurtjes, zoutjes en lectuur. Dwars door het geluid van drie gesprekken en de radio heen, laat ik mij door de tijdschriften haarfijn uit de doeken doen welke tv-sterren verliefd zijn, vreemdgaan of in scheiding liggen en nip van de lekkerste koffie ter wereld. Alle plannen die ik nog voor de dag had, beginnen via mijn schedel te verdampen en bij ieder slokje koffie dat zich in mijn binnenste verspreidt, neemt mijn teveel aan spiertonus af.
Als de koffie op is, ben ik reeds voor driekwart ontspannen. Connie’s masserende vingers zullen straks de rest doen. Omwolkt door een geur van shampoo zal mijn hoofd, niet alleen rein van buiten, maar ook schoon van gedachten, in haar handen liggen. Hoe passiever ik ben, hoe liever het haar is. Feilloos registreert ze het moment van totale overgave. Mijn vertrouwen inspireert haar niet alleen tot nog mooier knippen, maar ook tot meezingen met de radio. Want ze houdt van zingen. Ze kent alle nummers uit haar hoofd, heeft een uitstekend ritmegevoel en een warme aangename stem die mij daarom zo aangrijpt omdat hij niet zuiver is. Connie zingt vals. En niet zo’n beetje ook: ze zingt de melodieën in overmatige kwarten mee. Ze moet weten dat ze zwabbert, want hoewel haar stem hartstochtelijk klinkt, wordt hij nooit luid. Zelden hoor ik haar bij een andere klant zingen en het vervult mij met trots dat ze zich tegenover mij niet schaamt.
Het is aangenaam warm in de zaak. Achter de winkelruiten wuiven langslopende buren naar Ma, naar Kees. De vrouw van de bloemenstal opent de deur op een kier en vraagt: “Alles goed Con? Houwen zo!” De student van eenhoog komt zijn sleutels brengen want hij gaat op vakantie.
Buiten valt de schemer. Langzamerhand wordt de straat onzichtbaar. De winkelruiten veranderen in zwarte spiegels waarin ik mijzelf weerkaatst zie. Door het warme gele licht van de schemerlampjes lijkt het of ik in een huiskamer zit: een huiskamer van de buurt.
Nu ben ik aan de beurt. Een en al meegaandheid laat ik mijn hoofd achteroverzakken tot het tegen de steun van de waskom ligt en sluit mijn ogen. Op Connie’s vraag hoe ik het geknipt wil hebben, breng ik onverstaanbare geluiden voort die zoveel betekenen als: doe maar. Terwijl ze met de broes mijn haar nat maakt, verdwijnen mijn laatste gedachten en valt Connie in met de radio: “I love you so ho ho ho, what can I do hoe hoe hoe.” Ontroerd en happy luister ik naar de overmatige kwarten. Straks zal mijn haar weer prachtig geknipt zijn.

| teksten 1 | teksten 2 | teksten 3 | teksten 4 | teksten 5

 

alle teksten ©Monica Metz